maandag 29 februari 2016
Wat is oorlog?
Wat is oorlog?
Ik heb een bron gevonden waar veel geschreven
wordt over kinderen en oorlog. Er staan ook vragen bij die je aan kinderen in
de klas kan stellen om hen dieper over oorlog te laten nadenken zoals
bijvoorbeeld over kindsoldaten: ‘Waarom zouden de kindsoldaten niet boos worden
en weglopen uit het leger? Bedenk enkele redenen.’ Ik botste ook op deze uitleg over oorlog.
Wat is oorlog? Oorlog is een strijd. Een strijd tussen mensen, die van
mening verschillen en die mening aan anderen op willen leggen. We spreken ook
wel van gewapende conflicten. Mensen voeren oorlog over godsdienst, tussen
Christenen en Moslims en de Katholieken en Protestanten. Er is oorlog over
afkomst, tussen de verschillende etnische bevolkingsgroepen, zoals de Hutu’s en
de Tutsí’s in Afrika en de Turken en de Koerden in Europa. Er is oorlog over
grondgebied en grondstoffen. Over de rijkdommen van de aarde zoals goud, water,
en olie. Er is oorlog om de
macht en invloed en ter verdediging van je land.Tijdens de oorlog wordt niets en niemand ontzien: soldaten en burgers, volwassenen
en kinderen, iedereen loopt gevaar. Er worden allerlei wapens ingezet, van tanks en
mortieren tot atoombommen en biologische wapens. De strijd kan tussen legers gaan,
of tussen hele bevolkingsgroepen.
Op de site van Van
Dale vind ik het volgende:
oor·log (de; m; meervoud: oorlogen)
-
strijd
tussen twee of meer volken: oorlog voeren; in oorlog zijn met; heilige oorlog
omwille van het geloof gevoerd;
http://www.cmo.nl/pdw/pdf/bob_kinderenenoorlog_sam_gs.pdf
geraadpleegd op 29/02/2016
http://www.vandale.nl/opzoeken?pattern=oorlog&lang=nn
geraadpleegd op 29/02/2016
vrijdag 26 februari 2016
De invloed van oorlog op mensen
De invloed van oorlog op mensen
Er is
ontzettend veel onderzoek gedaan naar de Tweede Wereldoorlog zelf. Maar slechts
heel weinig naar de effecten die een oorlog van deze omvang op heel lange
termijn op burgers heeft. Een nieuw onderzoek brengt daar verandering in.
Het onderzoek
De onderzoekers bestudeerden de gegevens van 20.000 ouderen, afkomstig uit twaalf verschillende Europese landen, waaronder Nederland. Sommige ouderen woonden in een land dat onder de oorlog te lijden had gehad. Andere ouderen hadden weinig van de Tweede Wereldoorlog meegekregen. De onderzoekers bestudeerden onder meer de financiële toestand en gezondheid waar de ouderen later in hun leven mee te maken hadden.
De onderzoekers bestudeerden de gegevens van 20.000 ouderen, afkomstig uit twaalf verschillende Europese landen, waaronder Nederland. Sommige ouderen woonden in een land dat onder de oorlog te lijden had gehad. Andere ouderen hadden weinig van de Tweede Wereldoorlog meegekregen. De onderzoekers bestudeerden onder meer de financiële toestand en gezondheid waar de ouderen later in hun leven mee te maken hadden.
Effecten
Al snel werd duidelijk dat de oorlog zijn sporen na had gelaten. Zo bleken ouderen die in een land leefden dat onder de oorlog te lijden had gehad (bijvoorbeeld doordat er te weinig eten was of ze hun huis kwijt raakten) drie procentpunten meer kans te hebben op diabetes dan ouderen die de oorlog niet van dichtbij hadden meegemaakt. De kans op depressie bleek voor deze ouderen zelfs 5,8 procentpunten groter te zijn. Ook de kans op hartziekten was groter. En omdat tijdens de oorlog veel mannen sneuvelden, nam de kans dat vrouwen in voormalige oorlogslanden konden trouwen, af. Vandaar dat ook de kans dat overlevenden van de oorlog trouwden, kleiner was. De oorlog liet ook een hoop kinderen zonder vaders achter. Dat resulteerde in lagere opleidingsniveaus.
Al snel werd duidelijk dat de oorlog zijn sporen na had gelaten. Zo bleken ouderen die in een land leefden dat onder de oorlog te lijden had gehad (bijvoorbeeld doordat er te weinig eten was of ze hun huis kwijt raakten) drie procentpunten meer kans te hebben op diabetes dan ouderen die de oorlog niet van dichtbij hadden meegemaakt. De kans op depressie bleek voor deze ouderen zelfs 5,8 procentpunten groter te zijn. Ook de kans op hartziekten was groter. En omdat tijdens de oorlog veel mannen sneuvelden, nam de kans dat vrouwen in voormalige oorlogslanden konden trouwen, af. Vandaar dat ook de kans dat overlevenden van de oorlog trouwden, kleiner was. De oorlog liet ook een hoop kinderen zonder vaders achter. Dat resulteerde in lagere opleidingsniveaus.
Sociale klasse
De onderzoekers keken ook welke sociale klasse de meeste hinder ondervond van de oorlog. “Hoewel een gebeurtenis van deze omvang alle sociale klassen in Europa raakt, suggereert ons bewijs dat de ernstigste effecten van de oorlog de laatste decennia het meest voelbaar waren in de middenklasse, op de voet gevolgd door de lagere klasse,” aldus onderzoeker James Smith.
De onderzoekers keken ook welke sociale klasse de meeste hinder ondervond van de oorlog. “Hoewel een gebeurtenis van deze omvang alle sociale klassen in Europa raakt, suggereert ons bewijs dat de ernstigste effecten van de oorlog de laatste decennia het meest voelbaar waren in de middenklasse, op de voet gevolgd door de lagere klasse,” aldus onderzoeker James Smith.
“Oorlog heeft heel veel opmerkelijke consequenties,” merkt onderzoeker Iris
Kesternich op. “Maar het heeft ook invloed op de gezondheid en het welzijn van
de overlevenden gedurende de rest van hun leven.” Onderzoeker Bettina Siflinger
voegt toe: “Het is belangrijk dat we deze informatie over de overlevenden van
oorlogen verzamelen, omdat we zo dit lijden op lange termijn beter kunnen
begrijpen.” Smith: “Wanneer we enkel direct na de oorlog de kosten van een
oorlog in kaart brengen, onderschatten we de complete kosten van een oorlog
enorm.”
-
Bronnen:
Ø Kraaijvanger C. (2014). WOII drukt zelfs nu nog een stempel op de
mentale en fysieke gezondheid van ouderen. Geraadpleegd op 26 februari
2016, van http://www.scientias.nl/woii-drukt-zelfs-nu-nog-een-stempel-op-de-mentale-en-fysieke-gezondheid-van-ouderen/
Ø
RAND Office of Media Relations (2014) Lasting Consequences of World War II Means
More Illness, Lower Education and Fewer Chances to Marry for Survivors. Geraadpleegd op 26 februai 2016, van http://www.rand.org/news/press/2014/01/21/index1.html
Mijn ervaring, deel 1
Mijn ervaring, deel
1.
De sessies
De eerste week van het keuzetraject Ten Oorlog zit erop. Ik
ben aan deze week begonnen, niet goed wetend wat te verwachten. De eerste
sessie werd er vooral uitleg gegeven over hoe het keuzevak ging verlopen. Aan duidelijke
uitleg en verwachtingen vooraf heb ik nood zodat ik goed weet wat er van mij
verwacht wordt en ik denk dat iedereen deze uitleg
apprecieerde. Tijdens
de tweede sessie hebben we met de groep gebrainstormd over het thema ‘oorlog’.
We hebben in mindmaps alles opgeschreven waar we aan dachten zodat alle
informatie gestructureerd per subthema op papieren stond. We krijgen heel veel
informatie ineens en in het begin vond ik het moeilijk om me hier constant bij
te concentreren. Maar de volgende sessie ging dat al beter. Als ik mijn laptop
erbij neem dan kan ik noteren wat me interesseert en kan ik ondertussen er
dingen over opzoeken. Tijdens de sessie over de Eerste Wereldoorlog begon ik
een beeld te krijgen over welk thema ik mijn lesideeën wou uitwerken namelijk
Vluchten en (achter)Blijven. Door er dingen over op te zoeken en er wat over te
brainstormen wordt mijn thema alsmaar duidelijker en krijg ik meer zin om aan
de lesideeën te beginnen.
De blog
In het begin stond ik wat onzeker tegenover de blog. Ik wist
niet goed wat ik erop moest zetten en wat niet en of het goed zou zijn of niet.
Maar nadat ik de eerste paar posts plaatste, was mijn onzekerheid weg. Ik
zet erop wat ik interessant vind en wat ik de moeite vind om met de anderen te
delen. Ik lees graag wat de rest van de groep post en welke reacties erop
komen. Ik reageer ook af en toe zelf als ik er iets over wil zeggen. Ik ben er
vrij veel een toch wel graag mee bezig, meer en liever dan ik had verwacht. De
blog is voor mij tot nu toe een aangename werkvorm.
Extramurale
activiteit
Ik vond het moeilijk om een activiteit te vinden die me
aanspreekt, die ik nog niet bezocht heb en die een beetje aansluit bij mijn
thema. Met Shauni ga ik de lesideeën uitwerken en we hebben uiteindelijk de
Dossinkazerne in Mechelen gevonden om te bezoeken. Ons bezoek vindt deze namiddag plaats.
Een post over het bezoek volgt dus nog.
Binnenplaats van Kazerne Dossin.
donderdag 25 februari 2016
Hitlerjugend
Hitlerjugend
De Hitlerjugend (Nederlands: Hitlerjeugd) was de nationaalsocialistische jeugdbeweging in Duitsland. De meisjesorganisatie Bund Deutscher Mädel was een onderdeel van de Hitlerjugend.
De Hitlerjugend werd in 1922 opgericht, maar stelde de eerste jaren niet veel voor. Op 27 juli 1926 werd de Hitlerjugend pas door Adolf Hitler goedgekeurd. In 1932, het laatste jaar van de Weimarrepubliek, had de Hitlerjugend ongeveer 100.000 leden. Dat was niet veel vergeleken met de ongeveer tien miljoen leden van de Reichsausschuß Deutscher Jugendverbände (de rijksorganisatie voor Duitse jeugdverenigingen). In geen enkel ander land bestond in die jaren een jeugdbeweging die zo vitaal en omvangrijk was als deze Jugendverbände. Maar Hitler hechtte grote waarde aan het nazificeren van deze jeugdbeweging: na de machtsovername door de NSDAP zou daar snel verandering in komen.
[…]
Lidmaatschap van de Hitlerjugend werd verplicht in 1939 voor alle jongeren boven zeventien jaar, en in 1941 voor alle jongeren ouder dan tien jaar. Toch wisten nog vier miljoen jongeren buiten de Hitlerjugend te blijven, ondanks de zware straffen die ze hiermee riskeerden. Wie zich toch niet aanmeldde, werd door de Hitlerjugend van het huisadres opgehaald en in een demonstratieve stoet meegenomen. […]
Het doel van de Hitlerjugend
Het doel van de Hitlerjugend was de totale omvorming, indoctrinatie
en gelijkschakeling van de jeugd om hen geschikt
te maken voor de doeleinden die de nazi's nastreefden: onverschrokken,
gewetenloos en willoos 'kanonnenvlees', overal inzetbaar. Doordrongen van de
nazi-ideologie en blindelings gehoorzaam aan de partij. De stalinisten
en latere maoisten
hadden trouwens soortgelijke jeugdafdelingen waar dezelfde doelstellingen
werden nagestreefd.
In een krantencommentaar stond eens:
"Nooit
kijkt de Führer vriendelijker, nooit lacht hij zo, dan wanneer hij uitkijkt
over zijn jeugd en hun stralende gezichten ziet."
Hieruit blijkt dat de Duitse jeugd voor Hitler erg belangrijk was. Hij
vergeleek hen met de zon en het licht. Von Schirach noemde de NSDAP eens de
partij van de jeugd.
Jongens moesten al snel voorbereid worden op het leven van een Duits
soldaat, die zonder nadenken de bevelen van de Führer opvolgt. Meisjes moesten
worden opgeleid tot gezonde vrouwen: die moesten zorgen voor zo veel mogelijk Arische
kinderen. De jeugd moest worden bijgebracht dat sterven voor het vaderland het
allerhoogste goed was en de hoogste eer die een man kon behalen. Eens zou die
jeugd namelijk de leiding vormen van het Grootduitse Rijk en alles waarvoor het
nationaalsocialisme zich zo had ingespannen. Ze moesten worden opgeleid om de
Führer en het Reich te dienen. Daarom hechtten de nationaalsocialisten grote
waarde aan het vormen van een volgzame en met nazi-ideeën geïndoctrineerde
jeugd. Zo verklaarde Hitler tijdens een interview:
"Mijn pedagogiek is hard. Het zwakke moet weggeslagen worden. In
mijn Ordensburgen zal een jeugd opgroeien die de wereld zal heugen. Een
gewelddadige, wrede, onverschrokken jeugd wil ik. De jeugd moet dat alles zijn.
Pijn en moeite moet zij kunnen verdragen. Er mag niets zwaks en teers aan haar
zijn. Hun blik moet weer even scherp worden als die van een vrij en herrisch
roofdier. Sterk en mooi wil ik mijn jeugd zien. Zo kan ik het nieuwe scheppen."
Niet alleen op school moest de jeugd worden opgevoed in de geest van het
nationaalsocialisme, maar ook in hun vrije
tijd. Dat was het doel van de Hitlerjugend, alle jongeren in elke fase van hun
ontwikkeling aan de nazi-staat binden en onderwerpen aan een gerichte
indoctrinatie. In de wet over de Hitlerjeugd stond onder andere:
"De
gehele Duitse jeugd wordt georganiseerd in de Hitlerjeugd. De Duitse jeugd zal
niet alleen worden grootgebracht door gezin en school, maar ook lichamelijk,
geestelijk en moreel worden opgevoed binnen de Hitlerjeugd."
Affiches van de Arische kinderen uit de Hitlerjugend als ideaalbeeld.
- Bronnen:
>Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Hitlerjugend, geraadpleegd op 25 februari 2016
> Schooltv: http://www.schooltv.nl/files/Infoblok/Voortgezet_onderwijs/Geschiedenis/2011_d_EW_hitlerjugend_WO.pdf geraadpleegd op 24 februari 2016
De jeugd is de toekomst en dat besefte Hitler maar al te goed. Om zijn groot rijk te behouden en groter te maken, richtte hij zich ook op de kinderen. Kinderen werden verplicht naar deze jeugdbeweging te gaan zodat ze goed voorbereid waren op het verdedigen en uitbreiden van het Duitste rijk. Kinderen passen zich makkelijk aan en zijn makkelijk beïnvloedbaar. Op deze manier wordt het nazisme met de paplepel meegegeven en kennen ze niks anders. Een goede strategie om je rijk te verzekeren.
woensdag 24 februari 2016
Vluchtelingenstroom Eerste Wereldoorlog + De bril van Martin
We zien bij de vluchtelingen nu die naar België komen dat ze familie moeten achterlaten doordat ze niet meer veilig zijn in hun land door oorlog net zoals de Belgen in 1914. In het filmpje zijn beelden te zien van ouders met kinderen die lang onderweg zijn en met niet veel bezittingen aankomen in Nederland. Deze beelden zijn enorm gelijkend aan de beelden die we nu te zien krijgen van vluchtelingen.
Ook de reactie van de Nederlanders in eerst instantie is erg vergelijkbaar met die van velen van ons. 'Is dat wel veilig zo'n grote groep die naar hier komt? Kan dat zomaar?...' Maar Nederland bedacht als oplossing om vluchtoorden te bouwen en de Belgen te helpen. De tentenkampen en barakken die gebouwd werden toen doen me sterk denken aan de vluchtelingenkampen en tijdelijke noodkampen van nu.
Een verschil is wel dat de meeste vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog tijdelijk in een ander land woonden en de intentie hadden om na de oorlog terug naar huis te keren. Dit is in deze tijd anders. De vluchtelingen gaan naar een ander land en zijn van plan daar te blijven en een nieuw leven op te bouwen.
Ik wil nog vermelden dat er momenteel een goed programma op tv is met Martin Heylen, De Bril van Martin, genaamd. Je kan de afleveringen bekijken op vier.be. Ik vind dit programma een aanrader omdat er twee kanten van het verhaal verteld worden. De bewoners van Sijsele (de plaats waar veel vluchtelingen terecht zijn gekomen en waar noodkampen gemaakt zijn) vertellen hoe zij tegenover de vluchtelingen staan maar ook de vluchtelingen zelf komen aan het woord. Het programma toont hoe menselijk de vluchtelingen ook maar zijn en hoe makkelijk we dat vergeten. Het is leuk om te zien niet enkel hoe de vluchtelingen zich aanpassen aan België maar ook hoe de mensen van Sijsele zich aanpassen aan de vluchtelingen.
http://www.vier.be/debrilvanmartin
Naar school gaan tijdens de Eerste Wereldoorlog
Onderwijs
Tijdens de Eerste Wereldoorlog stond het onderwijs in de bezette gebieden op een laag pitje. Heel wat leraars hadden zich bij het begin van de oorlog opgegeven als vrijwilliger of waren met hun gezin op de vlucht, waardoor er in veel scholen een tekort was aan leerkrachten. Interim leerkrachten en kloosterzusters werden ingezet om het tekort aan onderwijzend personeel op te vangen.
Daarnaast werden er ook veel schoolgebouwen opgeëist door de Duitse bezetter als lazaret of opslagplaats. In Hooglede, Sleihage, werd de school door de Duitsers gebruikt om paarden te stallen en als kantine voor de soldaten. In Oekene werd de gemeenteschool een ziekenhuis voor tyfuspatiënten. De schoolinfrastructuur overleefde de Duitse overname vaak niet: heel wat lessenaars werden tot brandhout herleid. Boeken, schriften en ander materiaal werd vaak kriskras op grond gegooid.
Door het tekort aan klaslokalen moesten de scholen noodgedwongen uitwijken naar alternatieve locaties zoals cafés, winkels en barakken. Zo moest de school in Dadizele rond Pasen 1917 haar activiteiten verplaatsen naar herbergen en bakkerijen, en werd in Ingelmunster de sacristie tijdelijk als school gebruikt. In Roeselare werd lesgegeven op wel 20 verschillende locaties verspreid over de stad.
Door de oorlog was het vaak ook gevaarlijk voor leerlingen om naar school te gaan; veel kinderen moesten noodgedwongen thuis blijven bij hun ouders. Voor de oorlog gingen er bijvoorbeeld veel kinderen uit Izegem te voet naar het Klein Seminarie in Roeselare. Tijdens de oorlog kon dit niet meer, omdat inwoners niet meer vrij over de gemeentegrenzen heen mochten bewegen. De leerplicht was niet lang voor de oorlog ingevoerd, maar was nog niet ingeburgerd. Veel ouders vonden dan ook dat de kinderen best thuis een handje konden helpen, zeker als de kostwinner van het gezin aan het front zat. Soms kregen de kinderen thuis les van een behulpzame onderwijzer of dokter.
Tijdens de oorlog werd het onderwijs soms hervat op initiatief van de scholen zelf, of op aandringen van de Duitsers. De bezetter deed dat vooral uit eigenbelang: kinderen die zich op straat begaven, liepen de soldaten enkel voor de voeten. Indien kinderen bijgevolg de dupe werden van militaire feiten, kon dit bovendien anti-propraganda aanwakkeren, iets wat de Duitsers tegen elke prijs wilden vermijden. Bovendien haalden de niet schoolgaande kinderen ook dikwijls kattenkwaad uit, waarvoor ze soms streng gestraft werden door de Duitsers. Om zoveel mogelijk kinderen op school en van de straat te houden, herinnerden ze de bevolking er op verschillende manieren aan dat er een leerplicht was. Directeur Emile Benoot moest hierover op 28 oktober 1916 in zijn wereldlijke school voor jongens in Roeselare een speciale plakbrief afficheren, en moest aan zijn leerlingen uitleggen dat ze naar de les moesten komen.
Wanneer scholen heropenden waren er soms delen van de school bezet voor de inkwartiering van Duitse soldaten. Dit had als gevolg dat er reglementen moesten gemaakt worden: zo werd er slechts enkele uren per dag les gegeven, en was er geen speeltijd. De kinderen kregen als compensatie veel huiswerk mee.
Tijdens de oorlog waren er ook veel kinderen op de vlucht. In het buitenland, zoals in La Rochelle in Frankrijk, werden Vlaamse scholen opgericht, waar de kinderen in hun moedertaal les konden volgen. Ook in de BIE-regio gingen heel wat kinderen van vluchtelingen uit andere regio’s naar school. De Heilig Hart school van de Grauwzusters, bijvoorbeeld, telde veel kinderen die gevlucht waren uit Ieper onder haar leerlingen.
- Bron:
Veertien achttien, Onderwijs, http://veertienachttien.be/nl/themas/onderwijs
Ik vind dit artikel interessant omdat het betrekking heeft op leerkrachten en leerlingen. Stel je eens voor dat je in die tijd lesgaf en je de klas en school moest omruilen voor een café of winkel waar je les moest geven omdat de Duitsers de schoolgebouwen gebruikten als bijvoorbeeld stallen voor hun paarden.
Daarnaast werden er ook veel schoolgebouwen opgeëist door de Duitse bezetter als lazaret of opslagplaats. In Hooglede, Sleihage, werd de school door de Duitsers gebruikt om paarden te stallen en als kantine voor de soldaten. In Oekene werd de gemeenteschool een ziekenhuis voor tyfuspatiënten. De schoolinfrastructuur overleefde de Duitse overname vaak niet: heel wat lessenaars werden tot brandhout herleid. Boeken, schriften en ander materiaal werd vaak kriskras op grond gegooid.
Door het tekort aan klaslokalen moesten de scholen noodgedwongen uitwijken naar alternatieve locaties zoals cafés, winkels en barakken. Zo moest de school in Dadizele rond Pasen 1917 haar activiteiten verplaatsen naar herbergen en bakkerijen, en werd in Ingelmunster de sacristie tijdelijk als school gebruikt. In Roeselare werd lesgegeven op wel 20 verschillende locaties verspreid over de stad.
Door de oorlog was het vaak ook gevaarlijk voor leerlingen om naar school te gaan; veel kinderen moesten noodgedwongen thuis blijven bij hun ouders. Voor de oorlog gingen er bijvoorbeeld veel kinderen uit Izegem te voet naar het Klein Seminarie in Roeselare. Tijdens de oorlog kon dit niet meer, omdat inwoners niet meer vrij over de gemeentegrenzen heen mochten bewegen. De leerplicht was niet lang voor de oorlog ingevoerd, maar was nog niet ingeburgerd. Veel ouders vonden dan ook dat de kinderen best thuis een handje konden helpen, zeker als de kostwinner van het gezin aan het front zat. Soms kregen de kinderen thuis les van een behulpzame onderwijzer of dokter.
Tijdens de oorlog werd het onderwijs soms hervat op initiatief van de scholen zelf, of op aandringen van de Duitsers. De bezetter deed dat vooral uit eigenbelang: kinderen die zich op straat begaven, liepen de soldaten enkel voor de voeten. Indien kinderen bijgevolg de dupe werden van militaire feiten, kon dit bovendien anti-propraganda aanwakkeren, iets wat de Duitsers tegen elke prijs wilden vermijden. Bovendien haalden de niet schoolgaande kinderen ook dikwijls kattenkwaad uit, waarvoor ze soms streng gestraft werden door de Duitsers. Om zoveel mogelijk kinderen op school en van de straat te houden, herinnerden ze de bevolking er op verschillende manieren aan dat er een leerplicht was. Directeur Emile Benoot moest hierover op 28 oktober 1916 in zijn wereldlijke school voor jongens in Roeselare een speciale plakbrief afficheren, en moest aan zijn leerlingen uitleggen dat ze naar de les moesten komen.
Wanneer scholen heropenden waren er soms delen van de school bezet voor de inkwartiering van Duitse soldaten. Dit had als gevolg dat er reglementen moesten gemaakt worden: zo werd er slechts enkele uren per dag les gegeven, en was er geen speeltijd. De kinderen kregen als compensatie veel huiswerk mee.
Tijdens de oorlog waren er ook veel kinderen op de vlucht. In het buitenland, zoals in La Rochelle in Frankrijk, werden Vlaamse scholen opgericht, waar de kinderen in hun moedertaal les konden volgen. Ook in de BIE-regio gingen heel wat kinderen van vluchtelingen uit andere regio’s naar school. De Heilig Hart school van de Grauwzusters, bijvoorbeeld, telde veel kinderen die gevlucht waren uit Ieper onder haar leerlingen.
- Bron:
Veertien achttien, Onderwijs, http://veertienachttien.be/nl/themas/onderwijs
Ik vind dit artikel interessant omdat het betrekking heeft op leerkrachten en leerlingen. Stel je eens voor dat je in die tijd lesgaf en je de klas en school moest omruilen voor een café of winkel waar je les moest geven omdat de Duitsers de schoolgebouwen gebruikten als bijvoorbeeld stallen voor hun paarden.
dinsdag 23 februari 2016
Arbeid van vrouwen tijdens de Eerste Wereldoorlog
Arbeid van vrouwen tijdens de Eerste Wereldoorlog
Door de overgang op een oorlogseconomie veranderde de arbeidsverdeling tussen mannen en vrouwen fundamenteel. In bijna alle beroepen werden mannen vervangen door vrouwen, zodat de mannen vrijkwamen voor het front. De vrouwenbeweging baseerde op deze ontwikkelingen de hoop dat de positie van de vrouw in de samenleving radicaal zou veranderen.
In dit hoofdstuk wil ik dieper ingaan op de economische rol van vrouwen tijdens de oorlog en op het economische beleid van de overheid tijdens en na de oorlog.
'Kriegsdienst'
Na het uitbreken van de oorlog werden veel vrouwen werkloos, omdat met name industrieën waarin traditioneel veel vrouwen werkten, werden getroffen door de overschakeling op de oorlogseconomie. In de textielbranche werd meer dan een kwart van de vrouwelijke werknemers werkloos (1). Vanaf 1915 kwam verbetering in deze situatie door de toenemende behoefte aan vrouwen in de oorlogsindustrie en in 1916 was de werkloosheid nagenoeg verdwenen. Vanaf dat moment werd er zelfs een actieve campagne gevoerd om vrouwen aan het werk te krijgen in de industrie en bij de overheid.
Vrouwen waren nu in banen te vinden waar dat voor de oorlog ondenkbaar was geweest. Ze werkten als postboden, tramconductrices, spoorwegbeambten en hulppolitie. Ook in die industrieën waar traditioneel bijna alleen mannen werkten, zoals de hoogovens en de mijnbouw, de machine-, metaal-, elektro-, en chemische industrie, steeg het aantal vrouwelijke werknemers enorm. Volgens statistische gegevens uit deze periode steeg het aantal arbeidsters in de industrie in de periode 1913 tot 1918 met meer dan 50%, terwijl het aantal mannelijke arbeiders met 30% afnam (zie tabel 1).
Tekenend voor de verandering van de arbeidsverdeling was de enorme toename van het aantal arbeidsters bij de firma Krupp, die een belangrijke rol speelde in de oorlogsindustrie. Begin 1915 bedroeg het aantal vrouwelijke werknemers 3% (1342) van het totaal; in juli 1918 was dit aantal gestegen tot bijna 40% (28.302) (2). Deze vrouwen maakten granaten, werkten aan de draaibank en met grote machines of werkten in de transport (3).
De opheffing van verschillende sociale wetten, op grond van een noodverordening van 4 augustus 1914, maakte het mogelijk vrouwen veel zwaarder werk te laten doen met veel langere werktijden. Ondervoeding, te lange werktijden en een te snel werktempo waren aan de orde van de dag en maakten het werk er voor de vrouwen niet aantrekkelijker op (5). Daarbij kwam dat vrouwen voor hetzelfde werk als mannen aanzienlijk minder betaald kregen. Het was dan ook vaak niet uit vaderlandsliefde dat vrouwen in de fabrieken gingen werken, veelal waren zij daartoe gedwongen door het wegvallen van inkomsten van de echtgenoot, de broer of de vader, die voor het front was opgeroepen (6).
Over het algemeen kwamen vrouwen die tijdens de oorlog in de fabrieken terecht kwamen uit de arbeidersklasse en niet uit de middenstand en in veel gevallen namen zij de opengevallen plaats van een familielid in. Maar niet alleen vrouwen uit de arbeidersklasse werden opgeroepen om zich in te zetten voor het vaderland. Dat gold ook voor vrouwen uit de midden en hogere burgerij. Deze vrouwen kwamen over het algemeen terecht in het welzijnswerk, de ziekenverzorging, de overheid of bij bedrijven op het kantoor.
Demobilisatie
De integratie van vrouwen in de arbeidsmarkt werd van aanvang af als 'Notsatz für die fehlenden Männer' gezien. In de demobilisatie-scenario's die tijdens de oorlog werden uitgewerkt, ging men er dan ook zonder meer van uit dat vrouwen zich net zo gemakkelijk weer uit hun posities zouden laten verdringen.
Begin november 1918 vaardigde het ministerie van oorlog een nota uit voor de verschillende militaire autoriteiten en ministeries, waarin de problemen van de vrouwenarbeid voor de naoorlogse economie werden geschetst en richtlijnen voor de te volgen politiek vastlegde. Uitgangspunt van de demobilisatiepolitiek was dat 'den männlichen Arbeitskräften, vor allem den Kriegsteilnehmern, eine ausreichende Zahl auskömmlicher Arbeitsplätze gesichert sein muß' (7). Om dit te verwezenlijken was in de nota vastgelegd dat vrouwen daar plaats moesten maken waar hun werk door mannen gedaan kon worden en daar waar vrouwen zwaar werk of werk schadelijk voor de gezondheid verrichtten (8).
Vrouwen moesten zo snel mogelijk weer het werk gaan doen waar zij eigenlijk het meest geschikt voor waren, namelijk hun werk als huisvrouw en moeder (9). Vrouwen die door omstandigheden gedwongen waren te werken, mochten werken op plaatsen waar zij 'door een doelmatige arbeidsverdeling geen concurrentie vormden voor mannen' (10). Om de integratie van de soldaten in het civiele leven zo snel mogelijk te laten verlopen werden werkgevers daadwerkelijk onder druk gezet om het demobilisatie-programma uit te voeren en vrouwen te ontslaan. Het op 12 november 1918 opgerichtte 'Reichsamt für wirtschaftliche Demobilmachung' zag hier op toe.
Vrouwen lieten opvallend weinig protesten horen tegen hun gedwongen ontslag. Maar voor veel vrouwen was het ontslag een welkome gelegenheid om terug te keren naar het gezin of een gezin te stichten. Bovendien was het ontslag voor veel vrouwen een bevrijding van zwaar en ongezond werk (11). Het waren veelal de werkgevers die het ontslag tegenhielden. Het feit dat vrouwen veel goedkopere arbeidskrachten waren als mannen speelde hierin een belangrijke rol (12).
De aandacht voor de arbeid van vrouwen en de integratie van de terugkerende soldaten in het civiele leven, was niet geheel onterecht. Na de oorlog keerde immers acht miljoen Duitse soldaten terug van het front (13). Dat de Duitse overheid een zeer effectief herintegratie-beleid heeft gevoerd, blijkt uit het feit dat het aantal werklozen vlak na de oorlog relatief gering was: het aantal werklozen steeg in de eerste maanden van 1919 tot ongeveer één miljoen. Beheersing van de werkloosheid was niet alleen mogelijk door de terugtrekking van vrouwen van de arbeidsmarkt; ook door het vertrek van krijgsgevangenen uit de oorlogsindustrieën en de invoering van de 8-urige werkdag eind 1918 konden de mannen weer snel aan het werk.
- Bron:
Hijstek tekst en research: Arbeid van vrouwen tijdens de Eerste Wereldoorlog: http://www.hijstek.nl/site/node/79
Wat mij minstens even hard interesseert als de daden van de mannen op het slagveld zijn de daden van de 'achterblijvers' thuis. Terwijl de mannen hun leven riskeren in de loopgraven moet de economie draaiende gehouden worden. Hierbij speelden de vrouwen een belangrijke rol. Ze moesten het werk dat achterbleef opvangen. Niet enkel de mannen leden dus onder de oorlog ook de vrouwen die zware, gevaarlijke jobs moesten uitoefenen voor zeer weinig geld. Oorlog voeren bestaat niet enkel uit mannen die vechten aan het front maar ook vrouwen die thuis in fabrieken wapens maakten. Vrouwen maakten dus ook een groot deel uit van de Eerste Wereldoorlog en ik vind het interessant om dit aspect van de oorlog te belichten en eens te kijken naar wat er gebeurt met de mensen die thuis blijven en niet gaan vechten.
Arbeidsters aan het werk in een munitiefabriek.
Arbeidsters aan het werk in een munitiefabriek.
Een kerstverhaal tijdens WOI
Op 24 december 1914 viel de vrieskou over het westelijk front. Het slijk verhardde, de alomtegenwoordige lijkenstank verdween en de bomen stonden wit van de rijp. Het begon aarzelend te sneeuwen.
Ten zuiden van Ieper zagen Britse soldaten een paar honderd meter van hen weg, op sommige plaatsen zelfs nog minder ver, boven de rnad van de Duitste loopgraven, kerstbomen met lichtjes verschijnen. De Duitse soldaten begonnen 'Stille Nacht' te zingen. De Britse soldaten geloofden eerst hun oren niet, maar na enige aarzeling antwoordden ze met een van hun eigen populaire kerstliedjes, 'The first Nowell'. De Duitsers applaudisseerden en zongen op hun beurt 'O Tannenbaum'. Ze bleven maar kerstliederen zingen, over en weer, het ene al mooier dan het andere. Ze riepen ook Hello Tommy en Hallo Fritz! Dat waren de bijnamen die ze elkaar gaven. Na een tijd kropen de eerste soldaten uit de loopgraven en liepen op de vijandelijke linies af. Het was geen aanval, niemand droeg een geweer of een granaat. Niemand schoot. Ook de Britten kropen tevoorschijn. Britten en Duitsers schudden elkaar de hand.
De volgende dag, kerstdag, durfden al honderden soldaten op allerlei punten van het Belgische front de vijand te begroeten. Ze deden wat nog maar een paar dagen eerder levensgevaarlijk geweest zou zijn. Ze waagden zich in het niemandsland tussen de loopgraven. Nog altijd losten ze geen schot. Ze gaven elkaar kleine kerstcadeau's. De Duitsers brachten worst, sigaren, bier en Korn (jenever) mee, de Britten sigaretten, hun beroemde plumpudding en whisky. Soms wisselden ze heel gewone dingen uit, die je in de loopgraven vaak nodig had maar zelden vond. Borstels bijvoorbeeld of handschoenen. Ze hebben zelfs een vriendschappelijk partijtje voetbal gespeeld. De Duitsers wonnen met 3-2. Op sommige plekken bleef het bestand duren tot nieuwjaar.
Aan het westelijke front heeft twee derde van de soldaten op die vredige manier Kerstmis gevierd. Vooral de Britten en de Duitsers verbroederden. Bij de Duitsers deden de soldaten mee die afkomstig waren uit de streken Beieren en Saksen. De Pruisen hielden zich afzijdig.
De Belgische soldaat Rik Reynaerts heeft na de oorlog verteld dat hij gezien had dat de Duitsers een bordje boven de rand van de loopgraaf hesen. Daarop stond geschreven dat ze samen kerst wilden vieren. De Duitsers brachten lekkere dingen mee. Ze hadden flessen wijn bij zich. De Belgen schaamden zich, want ze waren zo arm dat ze niets in ruil konden geven. Het is bekend dat ook de Belgen meer dan één keer verbroederd zijn met de Duitsers.
De meeste Britse officieren waren razend. Zoiets mocht nooit meer gebeuren. De vijand was en bleef de vijand en je moest hem vernietigen, luidde de boodschap. In 1915 dreigden ze iedere soldaat die kerst durfde te vieren samen met de Duitsers ter plaatse dood te schieten. In 1916 en 1917 vierde niemand nog kerst met de vijand.
In Frankrijk mochten de kranten geen woord schrijven over de kerstverbroedering. Ook de Duitsers thuis kregen bijna geen enkel bericht. De Britse kranten vermeldden het wel. Maar de soldaten, uit welk land ze ook kwamen, vertelden het thuis zodra ze met verlof gingen. Dankzij hen kennen we vandaag dat wonderlijke kerstverhaal.
- Bron:
Fragment uit: Benno B. en Geert V. I., (2012). Een geschiedenis van België. Voor nieuwsgierige kinderen (en hun ouders). Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact.
Ik ben van mening dat je veel in de klas kan doen met dit verhaal. Het is een fragment dat de menselijke kant van de oorlog toont. Het zet de leerlingen aan het denken. Ze worden weggetrokken uit het typische beeld dat ze misschien hebben van een oorlog: enkel vechten en elkaar willen vermoorden. In een oorlog gebeuren onmenselijke dingen maar dit verhaal laat zien dat er ook menselijke dingen gebeuren. Het is een verhaal om het zwart-wit denken over de oorlog te nuanceren. Het is niet omdat twee landen elkaars vijand zijn en oorlog met elkaar voeren dat jij als persoon een probleem hebt met die persoon aan de overkant. Het zijn tenslotte mensen die allebei vechten voor hun vaderland en in die zin willen ze hetzelfde en kunnen ze zich misschien in elkaar vinden net zoals toen die kerstdag in 1914.
Het is in mijn ogen een verhaal dat kinderen makkelijk zal bijblijven omdat het net niet is wat je verwacht bij het thema oorlog.
Ik zie ook de mogelijkheid om dit door te trekken naar het vak Godsdienst. Zo kan je de thema's Kerstmis, verbroederen, je naasten,... met dit verhaal aan bod laten komen.
Ten zuiden van Ieper zagen Britse soldaten een paar honderd meter van hen weg, op sommige plaatsen zelfs nog minder ver, boven de rnad van de Duitste loopgraven, kerstbomen met lichtjes verschijnen. De Duitse soldaten begonnen 'Stille Nacht' te zingen. De Britse soldaten geloofden eerst hun oren niet, maar na enige aarzeling antwoordden ze met een van hun eigen populaire kerstliedjes, 'The first Nowell'. De Duitsers applaudisseerden en zongen op hun beurt 'O Tannenbaum'. Ze bleven maar kerstliederen zingen, over en weer, het ene al mooier dan het andere. Ze riepen ook Hello Tommy en Hallo Fritz! Dat waren de bijnamen die ze elkaar gaven. Na een tijd kropen de eerste soldaten uit de loopgraven en liepen op de vijandelijke linies af. Het was geen aanval, niemand droeg een geweer of een granaat. Niemand schoot. Ook de Britten kropen tevoorschijn. Britten en Duitsers schudden elkaar de hand.
De volgende dag, kerstdag, durfden al honderden soldaten op allerlei punten van het Belgische front de vijand te begroeten. Ze deden wat nog maar een paar dagen eerder levensgevaarlijk geweest zou zijn. Ze waagden zich in het niemandsland tussen de loopgraven. Nog altijd losten ze geen schot. Ze gaven elkaar kleine kerstcadeau's. De Duitsers brachten worst, sigaren, bier en Korn (jenever) mee, de Britten sigaretten, hun beroemde plumpudding en whisky. Soms wisselden ze heel gewone dingen uit, die je in de loopgraven vaak nodig had maar zelden vond. Borstels bijvoorbeeld of handschoenen. Ze hebben zelfs een vriendschappelijk partijtje voetbal gespeeld. De Duitsers wonnen met 3-2. Op sommige plekken bleef het bestand duren tot nieuwjaar.
Aan het westelijke front heeft twee derde van de soldaten op die vredige manier Kerstmis gevierd. Vooral de Britten en de Duitsers verbroederden. Bij de Duitsers deden de soldaten mee die afkomstig waren uit de streken Beieren en Saksen. De Pruisen hielden zich afzijdig.
De Belgische soldaat Rik Reynaerts heeft na de oorlog verteld dat hij gezien had dat de Duitsers een bordje boven de rand van de loopgraaf hesen. Daarop stond geschreven dat ze samen kerst wilden vieren. De Duitsers brachten lekkere dingen mee. Ze hadden flessen wijn bij zich. De Belgen schaamden zich, want ze waren zo arm dat ze niets in ruil konden geven. Het is bekend dat ook de Belgen meer dan één keer verbroederd zijn met de Duitsers.
De meeste Britse officieren waren razend. Zoiets mocht nooit meer gebeuren. De vijand was en bleef de vijand en je moest hem vernietigen, luidde de boodschap. In 1915 dreigden ze iedere soldaat die kerst durfde te vieren samen met de Duitsers ter plaatse dood te schieten. In 1916 en 1917 vierde niemand nog kerst met de vijand.
In Frankrijk mochten de kranten geen woord schrijven over de kerstverbroedering. Ook de Duitsers thuis kregen bijna geen enkel bericht. De Britse kranten vermeldden het wel. Maar de soldaten, uit welk land ze ook kwamen, vertelden het thuis zodra ze met verlof gingen. Dankzij hen kennen we vandaag dat wonderlijke kerstverhaal.
- Bron:
Fragment uit: Benno B. en Geert V. I., (2012). Een geschiedenis van België. Voor nieuwsgierige kinderen (en hun ouders). Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact.
Ik ben van mening dat je veel in de klas kan doen met dit verhaal. Het is een fragment dat de menselijke kant van de oorlog toont. Het zet de leerlingen aan het denken. Ze worden weggetrokken uit het typische beeld dat ze misschien hebben van een oorlog: enkel vechten en elkaar willen vermoorden. In een oorlog gebeuren onmenselijke dingen maar dit verhaal laat zien dat er ook menselijke dingen gebeuren. Het is een verhaal om het zwart-wit denken over de oorlog te nuanceren. Het is niet omdat twee landen elkaars vijand zijn en oorlog met elkaar voeren dat jij als persoon een probleem hebt met die persoon aan de overkant. Het zijn tenslotte mensen die allebei vechten voor hun vaderland en in die zin willen ze hetzelfde en kunnen ze zich misschien in elkaar vinden net zoals toen die kerstdag in 1914.
Het is in mijn ogen een verhaal dat kinderen makkelijk zal bijblijven omdat het net niet is wat je verwacht bij het thema oorlog.
Ik zie ook de mogelijkheid om dit door te trekken naar het vak Godsdienst. Zo kan je de thema's Kerstmis, verbroederen, je naasten,... met dit verhaal aan bod laten komen.
De Speeltuin - Marco Borsato
Door kapot geschoten straten
Zonder vader, zonder land
Loop je hulpeloos verlaten
Aan je moeders warme hand
Als een schaap tussen de wolven
Naar bestemming "onbekend"
En niemand ziet hoe klein je bent
Niemand ziet hoe klein je bent (2x)
Morgen zal het vrede zijn
Zal de zon je strelen
Zal de wereld weer een speeltuin zijn
En kun je rustig spelen
Na de winter komt de lente
Wordt de grijze lucht weer blauw
Maar al ben je uit de oorlog
Gaat de oorlog ooit uit jou?
Mooie ogen zijn vergiftigd
Zijn aan het geweld gewend
En niemand ziet hoe klein je bent
Niemand ziet hoe klein je bent (2x)
Abonneren op:
Posts (Atom)